Waaraan denk jij, als je even stil staat bij je prille jeugd
Poppenhuis en poezie-album
Poezie album
Ieder meisje heeft ’t gehad toen ze klein was
Wees lief en onschuldig, wees vrolijk en blij
En ziet ge in uw album, dan: denk eens aan mij
Marietje
Wie was ook al weer Marietje
Ik lag in mijn tuintje en sliep
Toen kwam er een engel, die riep
Ceesje, je moet ontwaken
Om een versje voor Mientje te maken
Wie was Ceesje, Mien
Wie was Ceesje
Er bloeit een bloempje in ’t dal
Zo zacht, zo lief, zo hemelsblauw
Dat je toeroept in het verschiet
Lieve kind, vergeet mij niet
Riera-rasse, wat heb ik zitten krasse
Twee witte duifjes met een gouden lintje
Twee pluche rozen en voor altijd je vriendje
Twee vergeetmenietjes, zo blauw
Ik blijf je eeuwig trouw
Ik blijf je eeuwig trouw
En twintig jaar later, dan zeg je
"He, wie was er toch ook weer Andre?"
Twee open oogjes, een hartje van goud
Een zuiver geweten, zorg dat je ’t behoud
Wie schrjft er in m’n poezie-album
Twee witte duifjes met een gouden lintje
Twee pluche rozen en voor altijd je vriendje
Twee vergeetmenietjes, zo blauw
Ik hou zoveel van jou
Ik hou zoveel van jou
Maar twintig jaar later, dan zeg je
"He, wie was er ook weer die Gre?"
Wilt gij aller klippen mijden, van de grote levenszee
Neem dan, voor kap’tein en stuurman, deugd en liefde met u mee
Wie schrjft er in m’n poezie-album
Maar twintig jaar later, dan zeg je
"Nou, waar blijft die eeuwige trouw?"