Als het land in nood is, staan zij reeds te popelen,
Om naar de vijand te rennen en onze huid te verkopen.
Op de rug van ’t volk maken zij zich rijk,
In ons gezicht spuwen zij, terwijl wij kruipen in ’t slijk.
Voor de glorie van ’t land geven wij ons bloed,
’t is enkel de verrader, die ’t omgekeerde doet.

Verzuip ze, verhang ze, of schiet ze dood,
Verraders moeten sterven, een gruwelijke dood.
Verbrand ze levend, stenig ze dood,
Verraders moeten sterven, verraders moeten dood.

In de rug gestoken door het laagste der mens,
Dat zij zullen sterven is mijn diepste wens.
Door ’t volk gelyncht, door de massa vermoord,
Hun lijken verminkt door hun valse woord.
In bomen gehangen om aan ’t volk te tonen,
Wat er met hen gebeurt, die met ons land durven honen.

Verzuip ze, verhang ze, of schiet ze dood,
Verraders moeten sterven, een gruwelijke dood.
Verbrand ze levend, stenig ze dood,
Verraders moeten sterven, verraders moeten dood.

Als opgejaagd wild zult gij rusteloos leven,
Wanneer we u in de hoek dwingen zult gij angstig beven.
Voor de rust van ’t volk eisen wij uw dood,
In extreme oneer gebracht zal uw lijk rotten in de goot.
Zulk een straf vloeit voort uit intense haat,
En overkomt ieder man bij zulks landsverraad.