Waarschijnlijk heb ik niets met je te maken
Of minder en steeds minder dan het scheen
Toen je je lichaam vouwde om mij heen
En wij de veranderde woorden spraken
Geen vogel schreeuwt ons van de koude daken
Voor de zoveelste keer: wij zijn alleen
Wij zagen hoe de ruimte brak, verdween
De beelden achter onze ogen braken
En na al het geluk: ik ken je niet;
Na al die misere: ik ben het niet
Die, dwaas als een mens, blindvloog in je armen
Wachten is het genadebrood der armen
Ik wacht een leven af, een nieuwe huid
En wens je geluk. Dit geluk is uit