refr.:
We hebben in het zuiden de klok weer horen luiden
Vooruit Mina, de beentjes van de vloer
We hebben in het zuiden de klok weer horen luiden
Vooruit Mina, we gaan weer op de toer
Als ik jou in m’n armen heb voel ik me als een vorst
De mens leeft niet van brood alleen, maar heeft ook wel eens dorst
We hebben in het zuiden de klok weer horen luiden
Vooruit Mina, de beentjes van de vloer
Zo tegen vastenavond krijg ik steeds weer dat gevoel
Zo van je hela hola, kom ik laat de boel de boel
Dan hoef ik maar te kijken naar de ogen van m’n troel
Die weet meteen precies wat ik bedoel
refr.
Zo tegen vastenavond gaan de stoelen aan de kant
De saxofoon, de klarinet, ja elke muzikant
De witte boord en Jan modaal, de hele middenstand
Zit woensdagmorgen met de binnenbrand
refr.